Sinterklaasgedicht
De Sint zat vaak in juli al te denken
‘Hoe kan ik Bas dit jaar het beste krenken?’
Soms smeet hij de klas dan overhoop
Opdat Bas in zijn eigen zweet verzoop
Een dag geen werk door ’t ruimen der lokalen
De wereld was te klein als hij zijn weektaak niet kon halen
Een grote krater in zijn cijferlijst
De aanslag werd door Pieten opgeëist
Maar als de Sint nou echt eens wilde plagen
Dan kwam hij een middag donderjagen
Met zijn paardje, witte Ozosnel
‘Dag hoor, zeg ken jij mij eigenlijk wel?’
Bas kwam dan in een voor hem lastig parket
Werd eventjes een uur of twee bij Sint op schoot gezet
Zijn Piet ernaast met ouderwetse roe
En Basje wou heel graag naar mama toe
Vertrekken deden Sint en Pieten nooit
Voordat Piet met snoepgoed had gegooid
Daarbij raakte altijd één gewond
Piet slingerde ‘n banketstaaf in het rond
Dat geschrans was dan misschien nog leuk geweest
Als Bas had kunnen meedoen aan dit jaarlijkse snoepfeest
Maar hij heeft al tijden glutenallergie
Een mandarijn werd dus het compromis
Op zijn zesde jaar vertelde dan zijn moeder
Wat Bas al die tijd dus al vermoedde
Sinterklaas leek sprekend op oom Jan
Hij is niet echt, de hele oude man
‘Jullie logen tegen mij’, zei hij heel kwaad
Hij belde al zijn vriendjes over ’t vreselijk’ verraad
Wat weer zorgde voor veel huilerig vertoon
Die vriendjes die geloofden nog gewoon
Basje dacht: Ben ik dan eindelijk verlost?
’t Is nu toch eens tijd voor wat volwassenere kost
Nu wil men dus dat hij een lootje pakt
Surprises maakt, waar hij ook niks van bakt






